09 September 2013

Vakmanschap wordt vaak geassocieerd met een ambacht. Alleen, als we spreken over een ambacht denken we aan een archaïsch beroep waarbij oude, beproefde handvaardigheden centraal staan. Een bekend en ook door mij gewaardeerd biermerk, heeft zich daarmee jaren met succes in de markt gezet. En toch zijn ze gestopt zich te beroepen op vakmanschap. De vakman heeft een connotatie met de ambachtsman en dat roept kennelijk weer associaties op met oubolligheid (om maar eens een degelijke vakterm te gebruiken).

 

Het imago van de vakman

Er is dus toch iets mis met het imago van de vakman. De vakman als meester in het beheersen van een vak (meesterschap) heeft aan waardering ingeboet. De samenleving waardeert en beloont de vakman minder en minder. Vakmensen vormen een te goed geschoolde middenklasse die zelden aan de bestuurlijke, procesmatige kant van organisaties zitten. Ze zijn uitvoerend bezig en baseren zich op gedegen kennis en uitstekend beheerste vaardigheden opgebouwd door jarenlange vakuitoefening. (Was niet een ‘norm’ 10.000 uur uitvoeren en/of oefenen alvorens je een vak echt in de vingers hebt?). En dat heeft zijn prijs.

 

Vakmensen zijn kennelijk minder nodig of gewoon te duur. Hedendaagse technieken vereisen dynamiek en flexibiliteit (de kernwoorden bij sollicitaties). Als het werkt en het geeft een resultaat dan zijn we tevreden; ‘meer’ is meegenomen maar niet nodig en vaak niet eens gewenst. Planning en control beheersen de uitvoering en daar past een grote focus op kwaliteit en gedegenheid niet op. En daar sneuvelt de ambachtsman en in zijn kielzog ook de vakman.

 

Professionals die zich beroepen op gedegen kennis en ervaring zeggen eigenlijk “ik heb een focus en ik ben duur” (lees niet dynamisch en flexibel). En die groep willen we inwisselen voor goedkopere medewerkers die weliswaar minder diep geschoold zijn, maar wel iets kunnen. Deze goedkopere krachten (veelal jonger en/of uit goedkopere regio’s) zijn vervolgens ook weer gemakkelijk inwissel¬baar zodra hun specialistische expertise niet meer nodig is. Geen binding, geen loyaliteit, en ook geen echte vakman. Het lijkt alsof de markt daarmee verder wil. Wie dus zegt op te leiden voor vakmanschap loopt een risico: je creëert vakmensen die de focus op het werk zelf hebben en zich willen identificeren met de resultaten daarvan. Die focus vereist een stabiele omgeving. Een vakman wil niet belast worden met omgevingsfactoren die hem afleiden van zijn werk. Ontwikkeling is voor hem ontdekken van nieuwe mogelijkheden op basis van kennis, vaardigheden en ervaring met zijn vak.

 

Vakman en Ambachtsman

Gelukkig zijn er ook andere geluiden. De socioloog Peter Sennett pleit voor een herwaardering van het vakmanschap (craftmanship). Zijn boektitel (‘The Craftsman’) is weliswaar vertaald in ‘De Ambachtsman’, maar dat zal om markttechnische redenen zijn.
De vakman als ambachtsman combineert vaardigheden met een wil om dingen echt goed te doen. In de woorden van Senett: “Vakmanschap staat voor een duurzame, basale menselijke drijfveer, het verlangen om werk goed uit te voeren omwille van het werk zelf”.

 

Een vakman wil bovenal goed werk verrichten en dat vereist scholing en ervaring. Een vakman is echter meer dan alleen een goed geschoolden werknemer; hij werkt met gevoel, met liefde voor het vak en het resultaat en voelt dus of iets goed is of niet. 

De vakman overstijgt de ambachtsman omdat hij nog een dimensie toevoegt aan zijn vak: het besef dat het vak zich ontwikkelt op basis van een veranderende behoefte in de samenleving. De vakman beseft dat zijn vak niet stilstaat en niet enkel is gebaseerd op het herhalen van verworven vaardigheden. Een vakman wil ook dat zijn vak zich ontwikkelt en dat impliceert het ontdekken van nieuwe mogelijkheden en toepassingsgebieden. En daar gaat het fout.

 

De denkende vakman

De interesse en belangen van hedendaagse vakmensen correspondeert niet meer met de behoefte van organisaties die als hoogste goed het tevredenstellen van aandeelhouders hebben. Het werkend ontdekken en experimenteren wordt ondergeschikt gemaakt aan de beheersing van tijd en kosten. We dreigen terecht te komen in een wereld die gedomineerd wordt door het kort cyclische utiliteitsdenken. Of, zoals Hannah Arendt, ons al voorhield: ”De aandacht voor handelen is verloren gegaan en het instrumenteel denken wordt de maat voor handelen”.

 

Een goede vakman voert een dialoog tussen concrete handelingen en denken; door deze dialoog ontstaat geleidelijk aan gewoonten en deze gewoonten zorgen voor ritme tussen problemen oplossen en problemen ontdekken. Als we vakmensen scholen, moeten we ook het denken stimuleren en dat impliceert meer dan alleen het overdragen van kennis en vaardigheden. Als we als Capgemini Academy dat bereiken, leiden we echte vakmensen op. Vakmensen die echt een vak beheersen en van daaruit kritisch kijken naar mogelijkheden voor zichzelf en hun organisatie. Niet de bestuurder, maar het vak maakt de ontwikkeling.